oke en dan?

Het is eenNoors en  Zweeds patroon, dat maakt het misschien een beetje lastig, maar zo te zien is het een tamelijk enevoudig patroon om te haken.


Elk streepje is een losse (lm)
Elk T-tje is een vaste (fm) om de onderliggende losse
Elk Jezuskruis is een stokje (st) in de onderliggende losse
Elk omgekeerde driehoekje is een vaste om de lossenboog
Elk v-tje is een halve vaste (kjm)
Het bosje kruisjes is een serie van zeven stokjes die allemala in dezelfde losse worden gehaakt.
Het sterretje betekent dat die (eerste) toer in de beschrijving is uitgelegd, en dat het telpatroon vanaf de tweede toer begint. Maar volgens mij is in het nl de beschrijving uitgebreider, dus daar hoef je niet naar te kijken.



De eerste toer snap je ; eene lange ketting van lossen , een keerlosse met daarop een vaste, dan t stokjes in de vierde losse (3 overslaan dus), een vaste in de vierde losse (weer 3 overslaan dus), 7 stokjes in de 4e losse enz. en eindig met een vaste.

Als je zo aan het eind van je ketting bent gekomen, (je eindigt met een vaste) haak je nog 3 lossen. Deze vervangen het eerste stokje. Dat is belangrijk, dat komt elke toer terug ! Dan haak je nog ene losse (die tussen de twee stokjes komt; het ziet er dus uit als gewoon vier lossen, Niet op letten, komt wel goed. Dat zijn het namelijk ook. Dan nog een stokje in de laatste vaste van de vorige toer. Je hebt dan ee V-tje van 2 stokjes met een losse er tussen.Nu gaak je weer 5 lossen (dat is die boog van streepjes tot het volgende gropeje van stokje-losse-stokje). Die 'overspant' dus het groepje van 7 stokjes uit de vorige toer. In de vaste tussen twee groepen van 7 stokjes, ik zal ze vanaf nu 'waaiertjes' noemen) haak je weer een stokje, een losse en een stokje. Dat is je tweede V-tje. Nu weer 5 lossen, 1 st, 1 l, 1 st, tot je aan het einde van de toer bent. (In de allereerste vaste die je dus op je opzetketting had gehaakt.).

Voor de derde toer verspringt het waaiertje. Om een recht lapje te houden krijg je dus aan beide uiteinden ene halve waaier. Aangezien je 7 niet door twee kan delen, ronden we naar boven af, en begin en eindig je dus met een mini-waier van 4 stokjes, waarvan het eerste (want je moet tenslotte éérst omhoog!) weer wordt vervangen door drie lossen.
Je begint dus met 3 lossen en daarna 3 stokjes in de losse tussen de twee laatste stokjes van de vorige toer. De vaste tussen twee waaiertjes komt nu gewoon OM de boog van lossen uit de vorige toer heen. Geen nood, die schuift vanzelf op zijn plaats. Aan het eind eindig je dan weer met een kleine waaier, anders zou je werk elke toer een paar stokjes breder worden ,en we willen een tas, geen stola. Dus eindig je met vier stokjes in de losse tussen de laatste twee stokjes van de vorige toer.

De vierte toer is bijna gelijk ana de tweede, maar omdat je weer een halve waaier verspringt, is-ie net even anders. Je begint wel weer met 3 keerlossen (je vervangt daarmee eigenlijk de halve lossenboog waarmee je zou moeten beginnen). Op de eerste vaste die je tegenkomt haak je dus weer een V van een sotkje, ene losse en een stokje, en dan pas de eerste lossenboog van 5 lossen. Na je laatste V-tje eindig je met een HALVE vaste middenop de laatste steek van de halve waaier uit de vorige toer.

De vijfde en laatste toer (het 'rapport' bestaat uit de toeren 2, 3, 4, en 5 die je steeds herhaalt tot je tas groot genoeg is) begin je van met een vaste op die halve vaste, ga verder met waaiertjes in de lossen tussen de V-tjes met vasten tussen de waaiertjes om de lossenbogen. Endig na het laatste waaiertje met een vaste bovenop de drie keerlossen die het eerste stokje van de vorige toer vormden.

 Pffff..............volgens mij is de teltekening gewoon lezen toch makkelijker ! Na één rapport haak je het vermoedelijk uit je hoofd.